Vorige slide
Volgende slide
JAARFEESTEN

Meebewegen met de adem van de natuur

Doorheen het schooljaar werken we rond de jaarfeesten en het ritme van de natuur. De jaarfeesten dragen de naam van christelijke figuren of gebeurtenissen maar zijn toegankelijk voor iedereen, met gelijk welke achtergrond. De kenmerken van de natuur staan even centraal als de universele kwaliteiten die vanuit het spirituele aspect ondogmatisch op de voorgrond treden.  

Voor de peuters en kleuters is dit heel intensief. De jaarfeesten en seizoenen vormen zowat de basis voor de liedjes, verhalen en knutselwerkjes in het dagritme van het kleuterhuis. Elk klasje heeft ook een seizoenstafel die met de natuur en de jaarfeesten sfeer geeft en de toon zet in de klas. 

In de onderbouw (klassen 1 t.e.m. 4) is dit al wat minder maar nog steeds zeer aanwezig doorheen de vertel- en sport- en spelmomenten en de nog sterk aanwezige seizoenstafel. 

Vanaf de middenbouw (klassen 5 t.e.m. 8) worden de jaarfeesten ook gevierd maar wordt er minder nadruk op gelegd en minder naartoe geleefd doorheen alle lessen en verdwijnt geleidelijk aan de seizoenstafel in de klas. 

De bovenbouw (klassen 9 t.e.m. 12) worden niet alle feesten meer echt gevierd. Het Michaëlsfeest en Sint-Maartensfeest krijgen een eigen invulling. Het Sint Jansfeest wordt indien mogelijk met de hele school samen gevierd en vormt zo ook een mooie, uitbundige, feestelijke afronding van het schooljaar.

Hieronder kan je meer lezen over de bepaalde jaarfeesten in chronologische volgorde voor een schooljaar.

De verbondenheid met de natuur en het ritme van de natuur helpt jonge kinderen rust te vinden in dat ritme en in het leren omgaan met verandering. Elk schooljaar opnieuw hetzelfde ritme, dezelfde feesten met dezelfde liedjes en dezelfde verhalen die terugkomen en elk hun eigen sfeer en kleuren brengen. Wanneer het ene feest voorbij is, wordt er al gezongen en gewerkt naar het volgende bij de jongste kinderen.

Herfst: Michael, Sint-Maarten, Advent, Sint-Nicolaas

Winter: Kerstmis, Driekoningen Maria Lichtmis, Carnaval

Lente: Palmpasen, Pasen, Pinksteren

Zomer: Sint Jan

Aartsengel Michael, ridder Joris en de draak

Dit feest valt eind september, het eerste feest van een nieuw schooljaar.

 

Het Michaëlsfeest valt eind september. Dan trekken we met de hele basisschool naar de zee – soms naar het bos – om daar een grote vorm in het zand uit te graven met alle klassen samen. Leerkrachten en leerlingen en ouders werken samen aan één groot bouwwerk. 

Een fanfare luidt de komst van de draak in die door Ridder Joris verslaan wordt. Ridder Joris wordt bijgestaan door aartsengel Michaël.

Er wordt veel gezongen rond en in het bouwwerk en nadat de draak verslaan is, wordt er gesmuld van lekker broodjes die door ouders gebakken werden.

“De uiterlijke begrenzingen van het mensenlichaam vormen ook een scheiding tussen buiten- en binnenwereld, in de zomer uiterlijk bloeiend en mooi, innerlijk minder bewoond of verlaten. Voor veel mensen is de stap naar buiten in het voorjaar, naar een zonovergoten herkenbare uiterlijke natuur, vanzelfsprekender dan de stap naar binnen in het najaar, naar een duistere onbekende innerlijke zielewereld.” 

Wanneer we na de zomer terug meer in huis vertoeven, hebben we vaak tijd nodig om dat huis terug volledig in te leven. In de natuur gaat dit proces gepaard met weer en wind. Zo gaat het eigenlijk ook met onze lichamelijke ’thuis’. Na het uitwendige leven en beleven tijdens de zomermaanden hebben we even tijd nodig terug vertrouwd te raken met onze innerlijke thuis. Dit gaat ook daar soms gepaard met innerlijke onrust. 

Aartsengel Michaël helpt dan om de eigen zomervruchten te verzamelen, de groei vanwege uiterlijke belevenissen tastbaar te maken en om te vormen tot innerlijke kracht. Michaël helpt ons te strijden tegen innerlijke obstakels die deze innerlijke groei tegenwerken.

Als we kijken naar de seizoenen valt het Michaëlsfeest aan het prille begin van de herfst. Mensen nemen afscheid van de zomer en bereiden zich voor op de steeds verdonkerende helft van het jaar. De dagen en nachten zijn nu even lang. We zitten midden op de wip tussen licht en donker in de natuur, warmte en koude. Die warmte en koude verschillen kunnen we vaak ook aan den lijve ervaren. Ochtenden kunnen reeds koud aanvoelen, snijden in je blote handen op de fiets terwijl je die middag nog de warmte van de zon kunt voelen binnendringen in alle cellen van je lijf eens de nevels zijn opgeklaard.

Sint-Maartensfeest, lampionnetjesfeest

Dit feest wordt op of rond 11 november gevierd.

Martinus was de zoon van een rijke koopman. In de vierde eeuw diende hij als soldaat in het Romeinse leger. De legende vertelt hoe Martinus op een zeer koude dag met een groepje soldaten op zijn paard richting huis reed. Bij de stadspoort zag Martinus een arme man zitten in de kou. Hij had enkel een dun hemd en geen schoenen aan. De man bedelde om wat geld om te eten. Maar Martinus had geen enkele duit meer op zak. Op dat moment besluit hij om zijn heerlijk dikke, warme rode mantel met zijn zwaard in tweeën te snijden. Hij slaat de halve mantel liefdevol om de rillende bedelaar heen.

Marie Laure Viriot

Nadat het Michaëlsfeest ons helpt de vruchten van de zomer te oogsten, helpt het Sint-Maartensfeest ons zich terug te trekken naar binnen toe, letterlijk in ons huis en innerlijk in ons wezen. In de natuur trekt ook alles naar binnen: de sappen van de planten en bomen, de dieren die in winterslaap of -rust gaan, de zon die verder weg is en minder lang licht en warmte schenkt, etc. Verhalen over de herfst met zijn prachtige kleuren, de oogst, en Sint-Maarten die zijn mantel deelde met een bedelaar worden in de klassen verteld en uitgebeeld via onder andere de seizoenstafel in de klassen en gangen.

In de bovenbouw, klassen 9 tot en met 12 wordt voornamelijk gekeken naar de kwaliteiten die dit feest in de verf zet. Met verhalen of actieve lesvormen staan jongeren stil bij de relatie tussen henzelf en de ander. Zo kan het beeld van Sint Maarten die zijn mantel niet weggaf maar deelde een mooie aanleiding zijn voor een gesprek over de balans tussen egoïsme en altruïsme.

De jonge kinderen gaan al zingend bij het vallen van de avond op pad met hun zelfgemaakte lantarens vergezeld door hun leerkrachten en ouders. Op hun tocht ontmoeten zij verschillende figuren die hen iets vertellen en ook iets schenken. De jongeren gaan op fakkeltocht en maken een veel grotere wandeling. Zowel de kleuters als de lagere school kinderen als de jongeren sluiten hun tocht in het donker af met een kop warme pompoensoep die met veel warmte door de ouders werd gemaakt.

Advent en Sinterklaas

Advent begint vier zondagen voor Kerst en Sinterklaas wordt op 6 december gevierd.

Buiten wordt het almaar donkerder en binnen ontsteken we meer en meer lichtjes. In de klas beginnen we vaak in het donker, zonder elektrisch licht. Enkele theelichtjes zorgen voor een verbinding met het duister en wat een klein lichtje kan doen in duisternis. In onze klassen beginnen we de dag steeds met een spreuk en een opmaat. Tijdens de advent is dit nog voelbaarder hierdoor. Na de opmaat gaan de grote lichten aan en kan het werk beginnen.

Stil nu, stil nu,
Maak nu geen gerucht,
Stil nu, stil nu,
’t Ruist al door de lucht.

’t Wonder komt heel zachtjes aan,
’t Kerstkind wil naar binnen gaan.
Stil nu, stil nu,
Maak nu geen gerucht.

Op de eerste adventsmaandag wordt een spiraal van dennengroen gemaakt in de zaal van de lagere school. In het midden brandt een grote kaars. De klassen van de lagere school komen om de beurt naar deze plek om de spiraal te lopen, het kaarsje in de appel aan te steken en de appel een plekje te geven op de spiraal. Dit lopen en ontsteken van de kaarsjes gebeurt in alle rust. De kinderen zingen liedjes als ‘Stil nu’ en ‘Donker is de aarde’.

Na dit ritueel branden de kinderen in hun eigen klas ook het eerste kaarsje op de adventskrans. In de weken die volgen herhaalt de leerkracht dit ritueel. Steeds mag een ander kind het kaarsje ontsteken. Naarmate Kerst nadert zal er iedere week een extra lichtje volgen tot alle vier de kaarsjes branden.

In verschillende klassen worden zelf kaarsjes gemaakt. Dit doen we door iedere dag een lont in vloeibare bijenwas te dopen, waardoor het kaarsje geleidelijk aan groeit.